Discriminatie; een kostbaar verhaal!
Op 30 januari 2020 heeft de kantonrechter Eindhoven zich uitgesproken over de vraag of de werkgever verboden onderscheid heeft gemaakt bij haar besluit om de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van een (vrouwelijke) werknemer niet te verlengen.
Feiten
Wat deed zich voor? De werknemer heeft een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, welke arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de duur van 1 jaar en eindigt op 1 mei 2019. Werknemer heeft in september 2018 aan de werkgever verteld dat zij zwanger is en heeft zich op 1 oktober 2018 ziek gemeld[1].
Zwanger
Op 18 januari 2019 vindt er een reflectiegesprek plaats met de werknemer en wordt door de werkgever in het reflectieformulier opgenomen:
“Op dit moment is werknemer nog niet volledig aan het werk. Werknemer laat hier positieve stappen in zien. Echter maakt dit wel dat werknemer mogelijk nog niet volledig aan het werk is wanneer er een contractverlenging zou moeten plaats vinden. Deze contractverlenging zou er dan een van 5 maanden zijn, waarvan werknemer een groot deel in haar zwangerschaps- en bevallingsverlof zit. Mede dit maakt dat de organisatie besloten heeft om het niet verlengen van het contract eerder te benoemen dan wettelijk noodzakelijk is”
Discriminatie?
Na lezing van het formulier en het niet verlengen van haar arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd stelt werknemer zich op het standpunt dat uit het verslag van 18 januari 2019 blijkt dat haar afwezigheid (in ieder geval mede) wegens zowel zwangerschap- en bevallingsverlof als de ziekmelding aanleiding voor de werkgever was om de arbeidsovereenkomst met haar niet te verlengen. Werknemer stelt dat de redenen om niet te verlengen discriminatoir van aard zijn en de werkgever daardoor ernstig verwijtbaar heeft gehandeld althans heeft nagelaten.
Werknemer verzoekt de rechter om aan haar een billijke vergoeding toe te kennen, gelijk aan de inkomensschade die zij lijdt wegens het niet verlengen van haar arbeidsovereenkomst.
De werkgever verweert zich met de stelling dat het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst voor bepaald tijd niet gelegen is in de zwangerschap en/of ziekte van werknemer, maar in het niet op het gewenste niveau functioneren.
Wat zegt de rechter?
De kantonrechter Eindhoven verwijst in zijn uitspraak naar het discriminatieverbod in artikel 7:646 lid 1 BW, waarin is bepaald dat de werkgever geen verboden onderscheid mag maken tussen mannen en vrouwen bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst, zo ook niet bij het verlengen van de arbeidsovereenkomst.
Lid 5, sub b van het zelfde wetsartikel bepaalt dat sprake is van direct onderscheid indien een persoon op grond van geslacht op een andere wijze wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie wordt, is of zou worden behandeld, met dien verstande dat onder direct onderscheid mede wordt verstaan onderscheid op grond van zwangerschap, bevalling en moederschap.
De rechter bepaalt op basis van het aan hem voorgelegde feitencomplex
“De tekst van de aanzegging verwijst uitdrukkelijk naar de zwangerschap van werknemer en is naar de letter ervan als directe ongelijke behandeling aan te merken. Een man zou immers niet op deze manier behandeld zijn. Ten einde het gewichtige belang van de ongelijke behandeling tot uitdrukking te brengen moet een strikte toepassing gelden.
…
Ook in het geval er andere omstandigheden, zoals disfunctioneren, aan het niet-verlengen van het dienstverband met werknemer ten grondslag hebben gelegen, dient geconcludeerd te worden dat het (vermoeden aanwezig is dat het) niet verlengen van het dienstverband in ieder geval ook is gelegen in de zwangerschap van werknemer. Indien werknemer namelijk niet zwanger was geweest, dan had zij aansluitend aan de contractverlenging nog vijf maanden de tijd gehad om het gestelde disfunctioneren te verbeteren.”
Verboden onderscheid aangenomen
De rechter concludeert in zijn uitspraak dan ook dat er sprake is van een kennelijk verboden onderscheid in de zin van artikel 7:646 BW en daarmee ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever is gegeven.
De werknemer heeft volgens de kantonrechter dan ook recht op een billijke vergoeding ex artikel 7:673 lid 9 BW.
Billijke vergoeding
Bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding overweegt de rechter dat het recht op gelijke behandeling van mannen en vrouwen een elementair grondrecht is, dat ook een essentieel karakter heeft in Europees verband. Daarbij geldt voor een verboden onderscheid vanwege zwangerschap in het bijzonder dat dit personen treft die een extra zwakke positie op de arbeidsmarkt hebben.
De rechter stelt vervolgens dat een component voor gederfd loon in de billijkheidsvergoeding dient te worden meegenomen, gelijk aan de 5 maanden dat anders de arbeidsovereenkomst naar verwachting zou zijn verlengd. De kantonrechter kent dan ook aan de werknemer een billijke vergoeding toe van € 10.830,40 bruto en veroordeelt de werkgever in de kosten van de procedure.
Conclusie
Verboden onderscheid is in het arbeidsrecht een onderbelicht onderwerp. Uit deze uitspraak blijkt echter dat rechters wel degelijk kritisch kijken naar discriminatoire ontslagen en ook bereid zijn een billijke vergoeding toe te kennen, indien het verboden onderscheid aanwezig wordt geacht.
Informatie?
Heeft u als werkgever of werknemer vragen over discriminatoir ontslag, verboden onderscheid bij bijvoorbeeld het niet verlengen van een arbeidsovereenkomst wegens zwangerschap of heeft u andere vragen op het gebied van het Arbeidsrecht of Ontslagrecht, neem dan gerust vrijblijvend contact op met Jolande de Nooij op telefoonnummer 050 7600 900 of denooij@maatwerk-advocaten.nl
[1] De casus vertelt niet of de uitval verband houdt met zwangerschapsgerelateerde klachten.