Het concurrentiebeding; einde in zicht?

Het concurrentiebeding; einde in zicht?

De laatste jaren is er een trend te bespeuren dat rechters handhaving van het concurrentiebeding los laten en meer koersen op het houden van werknemers aan het relatiebeding. Ook het hof ’s-Hertogenbosch gaat die kant op in haar uitspraak van 18 maart 2014. De uitspraak ligt daarmee in de lijn van de ophanden zijnde wijzigingen in het Arbeidsrecht per 1 juli 2014. Per 1 juli 2014 zal immers in een contract voor bepaalde tijd geen concurrentiebeding meer mogen worden opgenomen, tenzij er sprake is van een zwaarwegend bedrijfsbelang.

Casus hof ’s-Hertogenbosch

Werknemer is in 2004 in dienst getreden bij werkgever in de functie van mondhygiëniste. In de arbeidsovereenkomst is zowel een concurrentiebeding als relatiebeding opgenomen luidend:

“De werknemer zal binnen tien jaar na beëindiging van het dienstverband binnen een gebied, met een straal van 20 km rondom het praktijkadres te [vestigingsplaats 1.] alsmede te [vestigingsplaats 2.] van de werkgever, niet bij een zelfstandige mondhygiëne en/of tandheelkundige praktijk betrokken zijn, anders dan in samenwerking met de werkgever, zulks evenwel behoudens schriftelijke toestemming verkregen van de werkgever. Verder zal de werknemer binnen bovengenoemde periode na beëindiging van het dienstverband geen enkele relatie aangaan of onderhouden, de praktijk van de werkgever betreffende, zoals verwijzende tandartsen en patiënten.”

Na jarenlange trouwe dienst krijgt de werknemer de kans om een mondhygiënistenpraktijk binnen een straal van 20 km over te nemen en kaart zij dit aan bij haar werkgever. Werkgever geeft werknemer te kennen haar te zullen houden aan zowel het concurrentie- als relatiebeding. Dit maakt het werknemer onmogelijk om de betreffende mondhygiënistenpraktijk over te nemen.

Schorsing concurrentie- en relatiebeding

De werknemer wil deze overname kans niet laten schieten en start een kort geding.

Zij vordert schorsing van het concurrentie- en relatiebeding tot het moment dat in een bodemprocedure, over het al dan niet redelijk zijn van beide  bedingen, zal zijn beslist.

De kortgedingrechter hoort beide partijen en schorst de werking van het concurrentiebeding tot het moment dat daarover in een bodemprocedure zal zijn beslist. Ook schorst de rechter de werking van het relatiebeding gedeeltelijk, namelijk voor zover dat de duur van drie jaar te boven gaat.

Met dit vonnis in de hand kan de werknemer de praktijk dan ook overnemen.

Hoger beroep

De werkgever is het niet eens met de voorlopige schorsing van het concurrentie- en relatiebeding en gaat in hoger beroep bij het Hof. De werkgever wenst handhaving van de beide bedingen.

Belangenafweging

Het Hof stelt in hoger beroep de vraag “Wat is het belang van de werkgever bij handhaving van het concurrentie- en relatiebeding?” en weegt vervolgens de belangen van werkgever en werknemer:

  1. Het belang van werkgever bij naleving van het concurrentiebeding is met name gelegen in de bescherming van het patiëntenbestand.
  2. De werkgever heeft er een gerechtvaardigd belang bij dat de werknemer niet door de kennis van de werkwijze van werkgever, de klanten en de overige bedrijfsgeheimen van werkgever zichzelf een positie verschaft waarbij sprake is van ongerechtvaardigd voordeel in het concurrerend handelen.
  3. Er moet bij de beoordeling of het concurrentiebeding moet worden gehandhaafd, niet alleen worden gekeken naar de door de werknemer tijdens het dienstverband door eigen toedoen verworven kennis en vaardigheden, maar juist ook naar de inbreng van de werkgever om de werknemer in staat te stellen zijn werkzaamheden zo optimaal mogelijk te verrichten.
  4. Het rechtens te respecteren belang van een werkgever is niet het tegengaan van concurrentie in het algemeen, maar het voorkomen dat een ex-werknemer met gebruikmaking van de kennis van de onderneming van de ex‑werkgever, zijn vorige werkgever rechtstreeks concurrentie zal kunnen aandoen en daarmee zichzelf of een derde (de nieuwe werkgever) een ongerechtvaardigde voorsprong in concurrerend handelen zou kunnen bezorgen.

Oordeel

Het Hof komt na de weging van de wederzijde belangen, tot het oordeel dat het belang van werkgever ligt bij het behouden en veiligstellen van het patiëntenbestand (lees: relaties) en niet zozeer bij het niet mogen beconcurreren.

Het belang van de werkgever is naar het standpunt van het Hof dan ook voldoende gewaarborgd door het relatiebeding. Vooral omdat de werknemer vrijwillig heeft aangeboden jaarlijks, gedurende een periode van 3 jaar, inzage te geven in haar administratie, zodat de ex werkgever kan zien wie tot haar patiëntenbestand behoort.

In die 3 jaar is de ex werkgever in de gelegenheid zijn patiënten te laten wennen aan een nieuwe mondhygiëniste en de patiënten te behouden. Het Hof wijst handhaving van het concurrentiebeding dan ook af, omdat het nu eenmaal een feit is dat er meer mondhygiënisten zijn in de regio.

Vrije arbeidskeuze

Door handhaving van het concurrentiebeding zou het recht van de werknemer op vrije arbeidskeuze te veel worden ingeperkt. De belangen van werkgever worden voldoende beschermd omdat het werknemer niet is toegestaan om gedurende 3 jaren na de beëindiging van haar dienstverband relaties van werkgever te behandelen dan wel te benaderen.

Conclusie

De verwachting is dat in de toekomst meer en meer uitspraken in de lijn van deze uitspraak zullen volgen. Het belang van een duidelijk geformuleerd relatiebeding en weten wat met elkaar wordt afgesproken over het al dan niet mogen benaderen van relaties van de ex-werkgever wordt daarmee nog groter.

Belt u voor meer informatie over concurrentie- en relatiebedingen met Jolande de Nooij op telefoonnummer 050 – 7600 900.

Bron: ECLI:NL:GHSHE:2014:757

Maatwerk Advocaten | specialisten Arbeidsrecht & Contractenrecht