VAR, BGL of toch een modelovereenkomst?

VAR, BGL of toch een modelovereenkomst?

Op 20 april jl. stuurde de Staatsecretaris van Financiën een brief naar de Tweede Kamer getiteld: “Alternatief voor Beschikking geen loonheffingen”

De Staatssecretaris omschrijft in zijn brief het alternatief voor het eerdere voorstel om in plaats van de VAR de Beschikking geen loonheffing (BGL) in te voeren als volgt:

“Het alternatief houdt in dat belangenorganisaties van opdrachtgevers of belangenorganisaties van opdrachtnemers, en ook individuele opdrachtgevers of opdrachtnemers, overeenkomsten voorleggen aan de Belastingdienst, zodat die een oordeel kan geven over de overeenkomst. Partijen kunnen hieraan zekerheid ontlenen omtrent de loonheffingen. De Belastingdienst zal beoordeelde overeenkomsten (voor zover mogelijk) openbaar maken, zodat deze door andere opdrachtgevers en opdrachtnemers kunnen worden gebruikt.”

Waarom een alternatief?

Het kabinet Rutte II zet zwaar in op arbeidsmarktbeleid. Het kabinet heeft daarbij twee speerpunten:

  • enerzijds het versterken van de rechtspositie van flexwerkers, vereenvoudiging van het ontslagrecht en het beperken van werkloosheid en stimuleren van werk (Wet Werk en Zekerheid), en
  • anderzijds het aanpakken van schijnconstructies.

De aanpak van schijnconstructies heeft in eerste instantie geresulteerd in twee wetsvoorstellen:

  • Het wetsvoorstel Wet aanpak Schijnconstructies (WAS) voor werknemers;
  • Het wetsvoorstel Wet invoering Beschikking geen loonheffingen (BGL) voor ZZP’ers.

De WAS is zeer waarschijnlijk per 1 juli 2015 van kracht. De voorgenomen invoering van de BGL per 1 januari jl. is door gegronde kritiek, waarover hierna meer, uitgesteld. Vanwege dit uitstel geldt voor 2015 dat wanneer  een ZZP’er hetzelfde werk blijft doen onder dezelfde omstandigheden en voorwaarden als in 2014, hij zijn VAR voor 2014 ook in 2015 kan blijven gebruiken. De ZZP’er hoeft  in dat geval dus geen nieuwe VAR voor 2015 aan te vragen. Voor dit jaar blijft alles dus bij het oude.

Hoe het nu is:

De ZZP’er vraagt een Verklaring  Arbeidsrelatie aan bij de Belastingdienst, de Belastingdienst geeft vier soorten VAR-verklaringen af:

  • VAR-wuo (winst uit onderneming);
  • VAR-dga (voor rekening en risico van de vennootschap);
  • VAR-row (resultaat uit overige werkzaamheden);
  • VAR-loon (loon uit dienstbetrekking).

Is de ZZP’er in het bezit van de juiste VAR-verklaring met een correcte omschrijving van de werkzaamheden, dan is de opdrachtgever niet gehouden loonheffingen in te houden en af te dragen. Wordt (achteraf) geconstateerd dat toch geen sprake is van zelfstandigheid, dan is in principe alleen de zzp’er aansprakelijk voor de naheffing.

Wetsvoorstel BGL:

  • De ZZP’er vraagt bij de Belastingdienst via een webmodule een BGL aan;
  • Deze aanvraag moet door de opdrachtgever worden gecontroleerd;
  • De ZZP’er en de opdrachtgever zijn aansprakelijk voor naheffing door de Belastingdienst en het UWV.

Doel van het wetvoorstel:

  • Vergroting van de mogelijkheden voor de Belastingdienst om handhavend op te treden;
  • Herstel van evenwicht in verantwoordelijkheden van opdrachtgever en opdrachtnemer.

Belangrijkste kritiek op de BGL:

  • Meer administratieve lasten voor opdrachtgever en ZZP’er;
  • Hogere kosten voor opdrachtgever en ZZP’er;
  • Twijfel over noodzaak en urgentie.

Vanwege de storm van kritiek, onder meer van diverse werkgevers- en werknemersorganisaties, de Raad van State en de Tweede Kamer, heeft Staatssecretaris Wiebes van Financiën vervolgens aangekondigd het wetsvoorstel BGL na overleg met diverse werkgeversorganisaties, vakbonden en ZZP-organisaties opnieuw te beoordelen en te zullen komen met een alternatief.

Het alternatief voor de BGL: voorleggen van overeenkomsten aan de Belastingdienst

De Staatssecretaris schrijft in zijn brief aan de Tweede Kamer van 20 april jl. “dankbaar” te zijn voor de input van de diverse werkgeversorganisaties, vakbonden en ZZP-organisaties . Deze input heeft volgens de Staatssecretaris geleid tot een tweetal nieuwe uitgangspunten van het wetsvoorstel, te weten:

  • Een sectorale benadering;
  • Een voorwaardelijke vrijwaring voor de opdrachtgever: zekerheid vooraf met betrekking tot  alle ZZP’ers die hij contracteert.

De in de brief d.d. 20 april jl. verwoorde dankbaarheid van de Staatssecretaris doet echter niets af aan het uiteindelijke doel van het wetsvoorstel. De dankbetuiging lijkt dan ook vooral bedoeld om de steun van de sociale partners te krijgen en te houden. Het doel blijft onveranderd, in volgorde van belangrijkheid:

  • Vergroting van de mogelijkheden voor de Belastingdienst om handhavend op te treden;
  • Herstel van evenwicht in verantwoordelijkheden van opdrachtgever en opdrachtnemer.

Het alternatief van de Staatssecretaris, het voorleggen van overeenkomsten, is derhalve primair een middel dat is bedoeld om de handhavingsmogelijkheden van de Belastingdienst te vergroten en te versterken.

Er zullen op basis van het voorstel van de Staatssecretaris na invoering daarvan naar het nu lijkt drie typen overeenkomsten voorkomen:

  • Sectorale modelovereenkomsten;
  • Sector overstijgende modelovereenkomsten;
  • Maatwerk al dan niet op basis van een van de bovenstaande modellen.

Het is de verwachting dat belangenorganisaties per sector modelovereenkomsten zullen ontwikkelen en voorleggen aan de Belastingdienst. De Belastingdienst zal zelf sector overstijgende modelovereenkomsten publiceren en deze afstemmen met het UWV. Daarnaast is het de verwachting dat er behoefte bestaat aan maatwerk, en dat individuele bedrijven en instellingen er voor zullen kiezen om eigen overeenkomsten voor te leggen ter goedkeuring.

Wijze van beoordelen door de Belastingdienst van aan haar voorgelegde overeenkomsten

De beoordeling door de Belastingdienst vindt plaats aan de hand van artikel 7:610 BW en de bijbehorende jurisprudentie, dus geen nieuwe criteria. Het oordeel van de Belastingdienst is geen beschikking waartegen bezwaar kan worden gemaakt, maar moet worden vergeleken met de bestaande praktijk van vooroverleg , de beoordeling is dus informeel van aard. De beoordeling heeft naar verwachting een gemiddelde doorlooptijd van zes weken.

De belangrijkste voorwaarden voor vrijwaring

Met een  modelovereenkomst of voorgelegde en goedgekeurde overeenkomst van opdracht is de opdrachtgever gevrijwaard met betrekking tot de inhouding en afdracht van de loonheffingen.

De vrijwaring zal worden verleend onder de voorwaarde dat er daadwerkelijk gewerkt wordt overeenkomstig de (model-)overeenkomst. Zo niet, dan komt de vrijwaring te vervallen.

Een vrijwaring zal naar verwachting worden verleend voor de duur van vijf jaar, en onder voorbehoud van wijzigingen in de wet of de jurisprudentie. Deze wijzigingen kunnen intrekking van een (model-) overeenkomst tot gevolg hebben. Voor lopende gevallen gelden in dat geval de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer in het bijzonder het vertrouwensbeginsel. Een gerechtvaardigd beroep van de opdrachtgever daarop staat dan dus in de weg aan naheffing.

Gevolgen van het voorleggen van overeenkomsten:

Zeker:

  • De ZZP’er en de opdrachtgever aansprakelijk voor naheffing door de Belastingdienst en het UWV;
  • Verbetering van de handhavingsmogelijkheden voor de Belastingdienst.

Misschien:

  • Verlichting van de administratieve lasten en kostenbesparing voor opdrachtgevers en ZZP’ers;
  • Meer zekerheid voor opdrachtgever en ZZP’er.

Wordt het alternatief wet?

Invoering van het alternatief voor de BGL staat gepland voor 1 januari 2016. De Staatssecretaris is druk doende steun te verwerven bij de sociale partners en de belangrijkste actoren in de markt van inleen en/of inhuur van ZZP’ers. De Staatssecretaris heeft het Adviescollege toetsing regeldruk (Actal) gevraagd om met spoed een advies uit te brengen. Dit advies is door Actal al op 1 mei jl. uitgebracht. De Afdeling advisering van de Raad van State had daarvoor al op 29 april jl. instemmend gereageerd op het voorstel van de Staatssecretaris.

De Staatssecretaris heeft vervolgens al op 18 mei jl. de nota van wijziging bij het wetsvoorstel Wet invoering Beschikking geen loonheffingen ingediend bij de Tweede Kamer. In de aanbiedingsbrief wordt slechts kort gereageerd op de kritiek van Actal.

De haast van de Staatssecretaris, het feit dat het onderwerp van het wetsvoorstel behoort tot de speerpunten van het kabinetsbeleid doet vermoeden dat het wetsvoorstel net als de WAS wet zal worden. Of 1 januari 2016 wordt gehaald is afwachten. Maar dat er grote veranderingen op stapel staan is zeker.

Advies

Er wordt nu al op de invoering vooruitgelopen, de Staatssecretaris heeft aangekondigd om al in oktober dit jaar 40 modelovereenkomsten te willen publiceren op de website van de Belastingdienst. De Belastingdienst is al begonnen met het benaderen van partijen met de vraag om alvast de bij hen gebruikelijke overeenkomsten van opdracht voor te leggen. Dit biedt kansen voor opdrachtgevers en ZZP’ers.

  • Wees pro-actief, bent u lid van een werkgevers- en/of brancheorganisatie? Neem daar dan contact mee op, en informeer of er modelovereenkomsten worden voorgelegd, dan wel in ontwikkeling zijn en of daarbij voldoende rekening wordt gehouden met de voor u belangrijke elementen.
  • Zet in uw agenda dat u in oktober dit jaar de website van de Belastingdienst raadpleegt voor de aangekondigde 40 modelovereenkomsten. Dit geeft u dan een idee van de houdbaarheid van uw eigen overeenkomsten van opdracht.
  • Ga na of op dit moment in de praktijk wordt gewerkt overeenkomstig de door u gehanteerde of afgesloten overeenkomsten van opdracht. Zo niet, dan heeft u straks niets aan de vrijwaring op het moment dat de overeenkomst wordt voorgelegd en goedgekeurd.

Hebt u vragen over overeenkomsten van opdracht, VAR-verklaringen of het alternatief voor de BGL? Neem dan contact op met Diederik Maat via 050-7600 900 of maat@maatwerk-advocaten.nl.

advocaat groningen

VAR, BGL of toch een modelovereenkomst
Maatwerk Advocaten Groningen